vrijdag 11 december 2009

Nogmaals Katacomben

Joris Diepen heeft nog meer informatie over de katakomben:


Lieve familie,

Hierbij vast wat info over de Katakomben.
Zie tevens onderstaande site van onze Katakomben.
http://www.katakomben.nl/

Lieve groet,
Joris Diepen
























100 jaar Romeinse Katakomben* in Valkenburg

De catacomben van Rome in Rome, maar ook elders in het laat-antieke middellandse zeegebied, waren catacomben onderaardse begraafplaatsen, waarin in de eerste eeuwen van onze jaartelling christenen en joden in groten getale een laatste rustplaats kregen.
Ze zijn voor wat Rome betreft, gelegen buiten de oude stadsmuren aan uitvalswegen, zoals de Via Appia en Via Salaria. Slechts enkele van deze uitgebreide onderaardse gangencomplexen zijn voor het publiek toegankelijk. De Valkenburgse katakomben zijn te typeren als een archeologische reconstructie van vroeg-christelijke begraafplaatsen.

Ontstaan en ontwikkeling van de Romeinse Katakomben in Valkenburg Het ontstaan van de Romeinse Katakomben in Valkenburg, alsook de opkomst van Valkenburg als toeristisch centrum, gaan terug tot het einde van de 19e eeuw en zijn nauw verbonden met de Tilburgse textielfabrikantenfamilie Diepen. Armand Diepen (1846-1895), behalve industrieel ook een vooraanstaand socioloog en econoom, kocht aan de Plenkertstraat een buitenhuis en terreinen, die hij inrichtte als een park in de toen populaire Engelse landschapsstijl (het Rotspark). Na zijn dood werd de band van de familie Diepen met Valkenburg voortgezet door twee van zijn zonen, Jan (1872-1930) en Karel (1873-1954) Diepen. Zij vestigden zich definitief in Valkenburg. Jan Diepen raakte in 1908 geboeid door de catacomben in Rome en vatte het idee op om delen van deze Romeinse catacomben, in de mergelgroeve onder het terrein van het familiebezit, na te maken. Met veel ambitie en energie werd dit omvangrijke project opgepakt en met name Jan wist, gebruik makend van de contacten van de familie Diepen en niet in de laatste plaats van zijn familiekapitaal, veel deskundigen en autoriteiten voor dit plan te mobiliseren.

* Officiële spelling: catacomben.
Statutaire naamgeving: Katakomben, afgeleid van het Griekse woord kata-kumbèn

De bekende architect dr. Pierre Cuypers, die regelmatig in Valkenburg verbleef en tot de relatiekring van de familie Diepen behoorde, kreeg de supervisie over de uitvoering van het project. Hierbij werden werkeloze schilders uit zijn atelier ingeschakeld.

Het project had een meerledige doelstelling. Een eerste oogmerk, vooral naar buiten toe, was sociaal van karakter; nl. werkverschaffing in een voor Valkenburg economisch moeilijke periode. Voorts was er vanaf het begin het wetenschappelijke, meer specifiek, het christelijk-archeologische oogmerk. Gesteld kan worden, dat het katakombenproject vooral een nieuw monument van christelijke kunst en archeologie wil zijn en de wetenschappelijke dimensies voorop plaatst.

Essentieel voor de snelle verantwoorde totstandkoming van de Valkenburgse katakomben zijn een drietal samenhangende contacten, die Jan en Karel Diepen voor hun plannen benutten. Dit betroffen zowel maatschappelijk/politieke als kerkelijke contacten in binnen- en buitenland als contacten met de nationale en internationale wetenschappelijke wereld. Alleen tegen de achtergrond van deze drie netwerken kan worden verklaard, dat in zo’n korte tijd een zo groot project gerealiseerd kon worden, waarbij de al eerder genoemde factor van het familiekapitaal niet onvermeld mag blijven. Voor de uitvoering van het project was medewerking vanuit Rome, waar de te kopiëren originelen zich bevinden, uiteraard onontbeerlijk. De medewerking van de Pauselijke Commissie voor Christelijke Archeo-logie onder leiding van prof. O. Marucchi en secretaris baron dr. R. Kanzler opende de poorten tot alle Romeinse catacomben. Deze commissie stelde personeel beschikbaar voor de voor de reproductie noodzakelijke opmetingen. Verder verleenden catacombendeskun- digen zoals prof. J. Wilpert en Sixtus Scaglia hun medewerking.

De bouw en reproductie in de beschikbare mergelgroeve aan de Plenkertstraat te Valkenburg ving in 1909 aan. Deze werd uitgevoerd door de plaatselijke aannemer J. Lemmens met bouwmeester dr. P. Cuypers als supervisor. De honderden in de gangen, grafkamers en kapellen aangebrachte fresco’s, zijn exacte kopieën van de Romeinse. Deze werden aangebracht door de schilders Sneltens en Visschers. Het oorspronkelijke idee van Jan Diepen werd aldus een uiterst serieus project met internationale allure.

Tegen de afronding van de eerste fase in 1910 wordt voor het project een wetenschappelijke begeleidingscommissie ingesteld, waarin o.a. ook protestanten als generaal-majoor F.A. Hoefer (Hattem,1850-1938), initiatiefnemer Openluchtmuseum Arnhem en oprichter van het te Delft
gevestigde Kon. Leger- en Wapenmuseum en de predikant dr. H.T. Oberman (Heemstede, 1883-1924), tevens secretaris van de commissie, participeerden. Verder vinden we in de commissie de namen terug van de eerder genoemde dr. P. Cuypers uit Roermond; prof.dr. Pijper uit Leiden; prof.dr. J. Schrijnen uit Nijmegen, ook betrokken bij het Openluchtmuseum; dr. Eug. van Doorn uit Rome; mgr.dr. Hensen uit Rome; mgr.dr. B. Eras, later rector van het Nederlands College in Rome; pastoor F.Sarton uit Valkenburg; dr. F. Smits uit Goirle; prof.dr. R. Maere uit Leuven en uiteraard Jan en Karel Diepen.

Op 12 juli 1910 vindt de officiële opening van het eerste deel van de Valkenburgse Katakomben plaats. De opening wordt verricht door de voorzitter van de Romeinse Commissie, prof. O. Marucchi, die hiervoor samen met de inspecteur der Romeinse catacomben, A. Bevignani, naar Valkenburg is overgekomen. In deze eerste fase zijn de reproducties van de zgn. Callixtus-groep gerealiseerd, die onder meer de meest bekende delen van de Callixtuscatacombe, het Baptisterium uit de Pontianuscatacombe en de belangrijkste gedeelten van de Priscillacatacombe (Capella Greca) omvatten.

Na de openstelling in 1910 gaan de werkzaamheden verder voor de tweede fase waarin de Domitilla-groep gereconstrueerd wordt. In 1911 brengt Jan Diepen nogmaals, samen met aannemer Lemmens en schilder Visschers een bezoek aan Rome voor nader onderzoek voor de uitvoering van de tweede fase. Deze wordt in 1912 afgerond en op 2 juli dat jaar vindt de openstelling plaats door baron dr. R. Kanzler, secretaris van de Archeologische Commissie in Rome in tegenwoordigheid van graaf Maruffi, commandant van de Zwitserse Garde van het Vaticaan, als vertegenwoordiger van Paus Pius X. Zijn in Rome slechts delen van enkele catacomben voor het publiek toegankelijk, in Valkenburg treft men in een overzichtelijk en aaneengesloten complex delen van 14 catacomben in een relatief kort bestek bijeen.

Het prestige, mede gebaseerd op de eerder genoemde contacten, blijkt uit een reeks gerenommeerde gasten die vanaf 1910 de Valkenburgse katakomben bezoeken. Vooraanstaande namen uit politiek, wetenschap en kerk, nationaal en internationaal prijken nog steeds op het mergel- stenen eretableau in de groeve. Hieronder treffen we de namen aan van Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden, die op 16 augustus 1910 met de Gouverneur van Limburg, jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck de Katakomben bezocht; Prince Albert de Liège, de huidige Belgische koning; dr. Seipel, bondskanselier van Oostenrijk en diverse ministers, aartsbisschoppen en pauselijke internuntii.

Na de opening verschenen er lovende en opmerkelijke artikelen in de nationale en internationale pers.

Toen het Katakombenproject was voltooid, wilden de eigenaren de toekomst ervan zeker stellen. Hiertoe werd op 13 mei 1913 de Katakomben-Stichting opgericht, die als doel had: “de studie van de christelijke oudheid te bevorderen en de kennis daaromtrent te verbreiden”. Het gerealiseerde complex werd aan de nieuw opgerichte stichting overgedragen. De voornaamste taak van de stichting was en is nog steeds het beheer van de Valkenburgse katakomben. Als blijk van waardering werd bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1915 no. 52, door Hare Majesteit de Koningin op voordracht van de minister van Financiën, mr. Treub, kwijtschelding en teruggave verleend van de registratierechten, die geheven waren bij de overdracht van de Katakomben aan de Katakomben-Stichting. De samenstelling van het stichtingsbestuur en de eerder in het leven geroepen Archeologische Commissie maakt op indringende wijze duidelijk hoe zeer Jan en Karel Diepen het project hebben weten te verankeren in de toenmalige wereld van politiek, cultuur, kerk en wetenschap.

Ook het bestuur van de Katakomben-Stichting bleef vooruit kijken. Met name Jan Diepen had nog grootse plannen, die zich vooral richtten op het wetenschappelijke vlak. Zo wilde hij de collectie oudheden uitbouwen tot een groot museum en verder een omvangrijke wetenschappelijke bibliotheek oprichten. Daarnaast werd een Studiefonds gesticht waaruit studies, archeologisch onderzoek en uitgaven van boeken op het gebied van de vroeg-christelijke archeologie en kunst bekostigd konden worden.

Tot de jaren dertig van de vorige eeuw bezochten jaarlijks gemiddeld 20.000 bezoekers de Romeinse Katakomben in Valkenburg en had de stichting een zekere naam opgebouwd in de wetenschappelijke wereld. Mede door de langdurige ziekte van Jan Diepen, die in 1930 overleed
en de economische crisis van de jaren dertig, kwamen nog voorgenomen ontwikkelingen tot stilstand. Na de Tweede Wereldoorlog kenden de Katakomben nog een korte opleving. Het jaar 1949 was een topjaar met ruim 67.000 bezoekers. Door gebrek aan gelden, de stichting was en is nooit gesubsidieerd, het wegvallen van de inzet van drijvende krachten als Jan en Karel Diepen, kregen de Katakomben te maken met een terugslag. De collectie oudheden werd in 1971 in bewaring en bruikleen gegeven aan het nieuwe Thermenmuseum te Heerlen en de bibliotheek is in 1974 overgedragen aan de Universiteit voor Theologie en Pastoraat (UTP) in Heerlen. Bij de overname van de UTP door de Universiteit van Nijmegen in 2002, werd deze collectie boeken en manuscripten ondergebracht bij de wetenschappelijke bibliotheek van het bisdom Roermond in de abdij van Rolduc. Het archief van de Katakomben is opgeslagen bij en wordt professioneel beheerd door Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis, een onderdeel van het archief van de gemeente Heerlen. De gemeentelijke archivarissen van Heerlen en de directie van het Thermenmuseum maakten lange tijd deel uit van het stichtingsbestuur van de Katakomben.

Heden en toekomst

De afgelopen vijftien jaar heeft het stichtingsbestuur de in de jaren zeventig en tachtig ontstane negatieve ontwikkelingen weten te doorbreken door dit unieke monument opnieuw in de belangstelling te brengen. Scholieren, m.n. uit het voortgezet onderwijs, vormen met hun groepsbezoeken de thans belangrijkste doelgroep. Excursies aan de Katakomben worden vaak gecombineerd met een bezoek aan het Thermenmuseum in Heerlen.

De stichting heeft één werknemer in loondienst, die als bedrijfsleider fungeert en die samen met drie voor dit doel geschoolde vrijwilligers, als gidsen de rondleidingen verzorgen. Het bezoekersaantal varieert het laatste decennium tussen de 10.000 – 12.000 per jaar. Hiermede kan een sluitende exploitatie worden gerealiseerd. De kwaliteit van de in de periode 1909-1912 aangebrachte fresco’s is naar het oordeel van deskundigen onverminderd goed te noemen.
Inhoudelijk wordt het bestuur thans geadviseerd door prof. dr. Paul Post van de Universiteit van Tilburg, die tijdens zijn studie al betrokken was bij de Katakomben en hierover publiceerde.
De veiligheid van de groeve waarin de Katakomben zijn gereconstrueerd voldoet aan de eisen van het Staatstoezicht op de Mijnen en de Provincie Limburg.

De Romeinse Katakomben in Valkenburg zijn een zeer bijzonder cultuurhistorisch project. Ze tonen overeenkomsten met grote attractieparken met museale pretenties zoals de Heilig-Land-Stichting bij Nijmegen (1917, nu Orientalis), maar vooral met het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem (1918). Laatstgenoemde maakte, evenals de Valkenburgse Katakomben, gebruik van een internationaal en onderling nauw verweven netwerk van personen (o.a. P.Cuypers, F.A. Hoefer), die bij de realisering van beiden een rol hebben gespeeld. Het bijzondere van het Valkenburgse project is dat het – hoewel kind van zijn tijd - toch vooral als een wetenschappelijke archeologische reconstructie werd gepresenteerd, toegespitst op de
vroeg-christelijke tijd. Om Huizinga te citeren: ”de bekoring van het echte, kan ook met een perfecte, wetenschappelijk verantwoorde replica”.

Het huidige beleid van de Katakombenstichting gaat uit van een meerlagige positionering van het monument. Op de eerste plaats als cultuurhistorisch museaal project. De Katakomben zijn aangesloten bij de Museumjaarkaart. Als zodanig past het in de toenemende belangstelling voor verleden en religie. Het is een uniek project dat een bepaalde omgang met dat verleden toont. Voorts is het een van de belangrijkste ondergrondse mergelcomplexen en delen ze mee in de grote belangstelling voor grotten en onderaardse kapellen. Het project omvat aldus de fascinatie voor de vroege kerk, met name voor de kunst, de beeldtaal en de materiële cultuur van de eerste christenen, alsmede de belangstelling voor de cultuurgeschiedenis van eind 19e en begin 20ste eeuw met die voor grotten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten